Klip-en-klare inbreuk? Of toch niet?
12/2/2018 | De Eames DSW-stoel (links op de afbeelding) behoort tot een groep stoelen die Charles en Ray Eames in 1948 hebben ontworpen in het kader van een meubelontwerpcompetitie van het Museum of Modern Art in New York. De intellectuele eigendomsrechten van het in 1978 respectievelijk 1988 overleden echtpaar Charles en Ray Eames zijn overgedragen aan Vitra, een Zwitsers familiebedrijf dat design meubels produceert.
Kwantum exploiteert in Nederland en België een winkelketen in woonartikelen. Sinds 8 augustus 2014 brengt Kwantum de zogenoemde Paris-stoel op de markt (rechts op de afbeelding). Nadat Vitra dit heeft geconstateerd, heeft zij op 28 november 2014 de voorzieningenrechter (in de Rechtbank Zeeland-West-Brabant) verzocht om conservatoir beslag te mogen leggen op de voorraad Paris-stoelen en het zich onder Kwantum bevindende bewijs met betrekking tot de omvang van de gestelde inbreuk. Dit verzoek werd gehonoreerd. Maar is er wel sprake van inbreuk op auteursrechten? Volgens de rechtbank Den Haag niet. Dit artikel omschrijft de juridische motivering van de rechtbank.
Na het gelegde beslag onder Kwantum hebben partijen elkaar over en weer gedagvaard waardoor er verschillende zaken parallel aan elkaar zijn gaan lopen. In grote lijnen vorderde Vitra onder meer een verbod op inbreuk, Kwantum wilde daarentegen dat de rechtbank verklaarde dat er géén sprake is van inbreuk. In een recente bodemzaak van 13 december 2017 bij Rechtbank Den Haag komen de verschillende zaken samen en doet de rechtbank een belangrijke uitspraak met betrekking tot de auteursrechtelijk bescherming van de DSW-stoel. De vorderingen van de partijen staan en vallen namelijk grotendeels bij de beantwoording van de vraag of er in Nederland en België er al dan niet auteursrechtelijke bescherming toekomt aan de DSW-stoel.
Anders dan bijvoorbeeld een octrooi, merk, model of kwekersrecht, wordt een auteursrecht niet in een openbaar register ingeschreven. Een auteursrecht ontstaat namelijk van rechtswege. Omdat er geen certificaat wordt uitgegeven wat bewijst dat een werk auteursrechtelijk is beschermd, is het voor belanghebbenden vaak lastig om aan te tonen dat een bepaald werk auteursrechtelijk is beschermd. In de huidige zaak heeft Vitra gepoogd te onderbouwen dat de DSW-stoel auteursrechtelijk is beschermd door een beroep te doen op de volgende gronden:
1. Artikel 2 lid 1 van het Unieverdrag van Parijs
2. Artikel X van het Nederlands-Amerikaans Vriendschapsverdrag
3. Artikel 5.3 van het Belgisch-Amerikaans Vriendschapsverdrag
4. Artikel 10 lid 2 Richtlijn 93/98/EEG van de Raad van 29 oktober (de Duurrichtlijn)
5. Artikel 5 en artikel 2 lid 7 van de Berner Conventie
Daarnaast meent Vitra dat de DSW-stoel bescherming toekomt uit hoofde van het leerstuk van slaafse nabootsing.
De rechtbank van Den Haag heeft al deze gronden beoordeeld en is tot het oordeel gekomen dat aan de DSW-stoel, in Nederland en België, géén auteursrechtelijk bescherming toekomt. Volgens de rechtbank is er evenmin sprake van slaafse nabootsing door de verkoop van de Paris-stoel door Kwantum. De motivering van de rechtbank is als volgt:
1. Unieverdrag van Parijs
Vitra kan volgens de rechtbank geen beroep doen op het Unieverdrag van Parijs, omdat het Unieverdrag géén betrekking heeft op het auteursrecht (en ook niet op het kwekersrecht). Artikel 1 lid 2 van het Unieverdrag ziet in het bijzonder op categorieën van rechtsbescherming (zoals octrooien, gebruiksmodellen, tekeningen of modellen, fabrieks- of handelsmerken, dienstmerken, handelsnamen) en niet op objecten (zoals machines, apparaten, designs, etc.). De strekking van het Unieverdrag is om in deelnemende staten gelijke behandeling van staatsburgers en vreemdelingen te verzekeren (assimilatiebeginsel) en het behoud van rechten op het gebied van industriële eigendom te vergemakkelijken.
2. en 3. Vriendschapsverdragen
Vitra kan volgens de rechtbank geen beroep doen op de Vriendschapsverdragen. Artikel X van het Nederlands-Amerikaans Vriendschapsverdrag (en Artikel 5.4 van het Belgisch-Amerikaans Vriendschapsverdrag) stelt dat onderdanen en vennootschappen van de ene Partij binnen het grondgebied van de andere Partij nationale behandeling zullen genieten met betrekking tot het verkrijgen en in stand houden van octrooirechten en met betrekking tot de rechten van handelsmerk, handelsnaam, handelsetiket en iedere vorm van industriële eigendom. Echter, ook hier worden geen auteursrechten genoemd. Bovendien is men voor de uitleg van het begrip industriële eigendom afhankelijk van het Unieverdrag van Parijs. Hierboven zagen wij al dat het Unieverdrag geen betrekking heeft op het auteursrecht.
4. Duurrichtlijn
De Duurrichtlijn bepaalt onder meer dat als een werk op 1 juli 1995 in ten minste één lidstaat van de Europese Unie auteursrechtelijk werd beschermd door nationale wetgeving op het gebied van het auteursrecht, die bescherming ook moet bestaan in andere lidstaten. Vitra brengt de stelling in dat, nu de DSW op 1 juli 1995 auteursrechtelijk was beschermd in Duitsland, de DSW ook bescherming moet hebben in Nederland en België. De rechtbank oordeelde echter dat artikel 10 lid 2 van de Duurrichtlijn in Nederland geen rechtstreekse werking heeft, omdat dit artikel is geïmplementeerd in artikel 51 van de Auteurswet. Als Vitra een beroep had gedaan op artikel 51 van de Auteurswet, dan moest ook hieraan voorbij worden gegaan, omdat artikel 2 lid 7 van de Berner Conventie de voorwaarde stelt dat de DSW dan in Nederland en België als werk van kunst moet kunnen worden beschermd. Dit laatste is volgens de rechtbank niet het geval, zoals blijkt uit de motivering onder punt 5.
5. Berner Conventie
Het uitgangspunt van de Berner Conventie is dat auteurs die onderdanen zijn van landen die niet het land van oorsprong zijn, de rechten genieten welke de wetten, hier het Nederlandse recht en het Belgische recht, aan eigen onderdanen verlenen (artikel 5 lid 1 BC). Artikel 2 lid 7 omvat de hoofdregel (onderdeel A) en uitzondering (onderdeel B).
A. Voor werken die in het land van oorsprong alleen als tekeningen en modellen zijn beschermd, kan in een ander land alleen de bescherming worden ingeroepen die in dat land aan tekeningen en modellen worden verleend.
B. In geval in het betreffende land géén zodanige modelrechtelijke bescherming bestaat, wordt het werk beschermd als werk van kunst.
Voor wat betreft onderdeel A is een belangrijk gegeven dat aan de DSW-stoel in het land van oorsprong, de Verenigde Staten van Amerika, géén auteursrechtelijke bescherming toekomt. Dit gegeven is door partijen verder ook niet betwist. Het gevolg is dan ook dat aan de DSW in Nederland en België auteursrechtelijk geen bescherming wordt geboden. Immers, die bescherming komt in het land van oorsprong evenmin aan het voorwerp toe en een auteur mag in andere landen niet meer bescherming krijgen dan in het land van oorsprong.
Voor wat betreft onderdeel B is een belangrijk gegeven dat de VS pas op 1 maart 1989 toetrad tot de Berner Conventie. Het is dan ook vanaf deze datum dat Vitra voor de DSW aan de BC bescherming kan ontlenen. Vervolgens zal de vraag beantwoord moeten worden of op die datum in Nederland en België een beschermingsregime voor modellen bestond dat dezelfde bescherming bood als het beschermingsregime voor modellen in de VS. De rechtbank heeft die vraag bevestigend beantwoord, omdat op 1 januari 1975 in Nederland en België de Eenvormige Beneluxwet inzake Tekeningen en Modellen in werking is getreden (inmiddels vervangen door het BVIE).
Kortom, de DSW komt geen auteursrechtelijke bescherming toe op grond van onderdeel A (die bescherming bestond namelijk ook niet in de VS). Evenmin komt de DSW auteursrechtelijke bescherming toe op grond van onderdeel B (omdat er in Nederland en België geen modelrechtelijk beschermingsregime ontbreekt).
6. Slaafse Nabootsing
De voorwaarde voor bescherming uit hoofde van het leerstuk van slaafse nabootsing is dat het te beschermen product een eigen plaats of gezicht in de markt heeft. De bescherming verzet zich tegen nodeloos verwarringsgevaar. De rechtbank oordeelde dat de DSW geen eigen gezicht op de markt had toen op 8 augustus 2014 Kwantum de Paris-stoel op de markt bracht. Kwantum heeft met succes aangetoond dat de DSW-stoel zich op 8 augustus 2014 in zijn uiterlijke verschijningsvormen niet onderscheidde van andere, gelijksoortige producten. De eigenheid van een product kan namelijk afnemen en zelfs verwateren naarmate meer soortgelijke producten op de markt verschijnen en blijven. Daarmee is het beroep op slaafse nabootsing van Vitra afgewezen.
Conclusie:
Volgens de rechtbank Den Haag komt aan de DSW-stoel in Nederland en België vooralsnog geen bescherming toe uit hoofde van het auteursrecht, noch uit hoofde van de leer van de slaafse nabootsing. Vitra is in het ongelijk gesteld, Kwantum pleegt geen inbreuk en handelt niet onrechtmatig. Tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag is nog hoger beroep mogelijk. Verdere ontwikkelingen in deze zaak zullen wij nauwlettend in de gaten houden.
Vorige